Eva

Podcast

Lees meer over Eva


Nadat haar man ervandoor gaat met een ander, raakt Eva in een diepe depressie. In een roes verstikt ze haar twee kinderen. Op dat moment is ze ervan overtuigd dat ze dood beter af zijn. Haar geplande zelfdoding mislukt. In de tbs-kliniek gaat ze de confrontatie aan met zichzelf. Het helpt haar verder, maar nog altijd zijn er dagen waarop ze niet weet hoe ze verder moet. 

Achteraf gezien lijdt Eva al haar leven lang aan een chronische depressie. Maar pas na haar delict krijgen haar klachten een naam. Tot die tijd dwingt Eva zichzelf om haar zwaarmoedigheid voor anderen te verbergen: “Ik wilde niet zijn zoals mijn moeder. Op bed liggen, niets doen en commentaar leveren.” Eva leert zo goed mogelijk leven met de grauwe deken over haar bestaan.  


“Voor anderen was ik het vrolijke meisje dat hield van zingen en dansen. Maar ik had ook een andere kant.”

Al jong vlucht ze in een relatie. Ze krijgt kinderen, maar Eva leidt een eenzaam en vreugdeloos leven. Haar echtgenoot gaat zijn eigen gang en bekommert zich niet om haar en het gezin. Wat ook niet helpt, is de relatie met haar moeder. Die blijft haar kleineren en beledigen. En dan komt ze tot haar afschuwelijke daad.

Hoe vreemd het misschien klinkt, Eva is blij met haar tbs-veroordeling. Ze wil werken aan haar depressie en haar kwetsbare persoonlijkheid die uit het psychiatrisch onderzoek naar voren zijn gekomen. Eerst zit ze in een penitentiair psychiatrisch centrum haar gevangenisstraf uit. Daar krijgt ze EMDR, een therapie die haar helpt om haar “ondraaglijke trauma en schuldgevoel” te verlichten. 


“Ik ging vól door mijn eigen hel.” 

In de tbs-kliniek kan ze moeilijk haar draai vinden. Vergeleken met de rampzalige jeugdverhalen van haar medecliënten heeft zij het nog goed gehad, maar ze voelt zich er niet thuis. Om tot een goede delict-analyse te komen, moet ze gaan praten. En dat doet ze, hoe radeloos het haar soms ook maakt: “Een hél was het. Maar alles was beter dan verder leven in de mist van verdoving.” 

De behandeling bestaat uit een combinatie van medicatie en therapie. Antidepressiva en antipsychotica helpen haar om de been te blijven, therapie te volgen en te slapen. In gesprekken met een psycholoog ontrafelt Eva stukje voor stukje haar gedragspatronen en leert ze hoe ze beter voor zichzelf kan opkomen. 

“Voluit leven kan ik niet meer. Ik maak het beste van wat ik nog wél heb.” 

De omslag naar verbetering komt tijdens dramatherapie. Eva beseft op een zeker moment dat ze geen afscheid van haar kinderen heeft kunnen nemen. Dat zit haar herstel in de weg. In het stiltecentrum van de kliniek vindt alsnog een rouwdienst plaats. Haar moeder is er ook bij aanwezig. Voor Eva voelt de bijeenkomst als “het begin van een weg terug.”.

Omdat de kans op herhaling van haar daad heel klein is, mag Eva na enkele “begeleide rondjes om de kliniek” met onbegeleid verlof. Na een jaar gaat ze op zichzelf wonen met ambulante begeleiding vanuit de kliniek. Ze heeft alleen nog rustgevende medicatie. Via haar vrijwilligerswerk heeft ze wat nieuwe contacten in de buurt. Maar haar geschiedenis kán en wíl ze niet delen met anderen. Die hangt “als een schaduw” over al haar dagen.

Andere patiënten